Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En tot Abjathar, den priester, zeide de koning: Ga naar [46]Anathoth, op uw akkers; want gij zijt [47]een man des doods; maar [48]op dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij de ark des Heeren HEEREN voor het aangezicht van mijn vader David gedragen hebt, en omdat gij verdrukt zijt geweest, in alles, waarin mijn vader verdrukt was. 46. De naam van een priesterlijke stad, gelegen in den stam van Benjamin, waar Abjathar de prieser en Jeremia de profeet geboren zijn. Zie van deze Joz.21:18; Jer.1:1. 47. Dat is, des doods schuldig, of die den dood waardig is. Alzo 2 Sam.12:5; idem, zonen des doods, 1 Sam.26:16. 48. Hetwelk aldus kan verstaan worden, dat Salomo met een mindere straf zich voor dezen tijd heeft laten genoegen, hem houdende ondertussen onder de doodsschuld, alzo dat zo hij in toekomende tijden iets dergelijks kwam te bedrijven, hij het met den dood bezuren zou.